Het is 22u29. De dag is al lang gaan liggen en bijna is het maandag. Werkdag. Schooldag. Noem maar op. Voor mij is het mijn eerste dag met échte lessen in de opleiding journalistiek. Een week eerder hadden we een bootcamp met allerlei informatieve sessies en inleidende lessen. Morgen begint het pas voor echt. En ik kan niet slapen. Denk aan toekomst en verledens.
Zo had nooit iemand gedacht dat ik aan de hogeschool zou studeren. Zelfs niemand had gedacht dat ik mijn middelbaar diploma zou behalen en überhaupt achttien jaar zou worden. Mijn vader zei het ooit tegen mij, toen ik een tiener was: ‘Met deze instelling word je nooit ouder dan achttien’. Uiteindelijk ben ik volwassen geworden, dan negentien. Dan de twintig en nu ben ik tweeëntwintig jaar oud. En heb ik eindelijk mijn middelbaar diploma op zak. Dokters zeiden dat ik het nooit zou gekund hebben. Ik was ziek, zeiden ze, ik had zowat elke stoornis die het handboek psychiatrie beschrijft. En toch sta ik er nu, zoveel jaren later, toch zou ik ze graag een kopietje van mijn middelbaar diploma opsturen. En binnen enkele jaren dat van de hogeschool. Kinderpsychiaters gaven mij diagnoses aan de lopende band. Terwijl ik slechts plusminus zestien was. Waarom dit nodig was? Ik weet het niet. Ik hou niet van etiketjes, weet je. Zoals Lotte Dodion ooit zei op Radio 1: etiketjes zijn voor kledingstukken. Niet voor mensen. En daar ben ik het volledig mee eens. Ik moet denken aan mijn tienerjaren. Van de ene psychiatrische instelling naar de andere. Op het randje van bijzondere jeugdzorg. En dan werd ik losgelaten. Omdat ik achttien werd, zat mijn tijd in jeugdzorg erop. Dan moest ik zelf maar zien te roeien met de riemen die ik nauwelijks had. Riemen met gaten en mankementen. Gelukkig kon ik toen nog een tijdje bij mijn ouders wonen. En gelukkig wilden ze me nog een tijdje ten laste hebben. Intussen ben ik volwassen. Woon ik alleen, dop ik mijn eigen boontjes en betaal ik mijn studies zelf. Het is heftig, dat wel. Het is zoeken om de maand rond te komen. Maar het lukt. Natuurlijk kan ik niet zeggen dat het super gaat met me. Daarom heb ik teveel meegemaakt. Daarvoor ben ik te zwaar getraumatiseerd. Maar mijn riemen werken langzaam aan goed. Ik voer herstellingswerken uit en renoveer de gebrekkige tools die ik nooit volledig gekregen heb. Want in instellingen leer je niet wat gezelligheid is. Wat huiselijkheid. In instellingen ken je geen liefde en warmte. Je wordt zowat opgevoed door ietwat afstandelijke opvoeders. Ze waren niet allemaal even afstandelijk. In de kinderpsychiatrie van een ziekenhuis in Brugge, had ik een hele goeie ervaring en voelde ik me geborgen. In een psychiatrische kliniek in hartje West-Vlaanderen, had ik een heel andere ervaring. Daar waren de opvoeders baas. Daar was jij slechts een passage. En dat drong door. Maar ik doe verder. Ik leer roeien en word langzaam aan écht volwassen. Want op je achttiende ben je zelden volledig volwassen. Eigenlijk was ik nog een kind op die leeftijd. Herbeleefde ik de jeugd die ik zo gemist had. Op dit moment gaat het redelijk goed met me. En dat is het belangrijkste. Ik leef. Ik adem en ik heb een toekomst. - Julie Beirens
0 Reacties
|
AuteurSchrijf iets over uzelf. Maak u geen zorgen over toeters en bellen, een overzichtje volstaat. Archieven
December 2016
Categorieën |